1. De nasleep in het oog van de storm
Er was geen rust. Geen afsluiting. Geen kalme verwerking. Alleen een storm die bleef woeden, in nieuwe gedaanten. Van procedure naar procedure, van eis naar tegenzet, van hoop naar frustratie.
Mijn hoofd wist wat er op het spel stond. Maar mijn lichaam droeg iets anders: uitputting. Een diepe vermoeidheid die zich niet liet verklaren door de feiten, maar wel door het jarenlange vechten.
Ik zat gevangen tussen pogingen om Turbo te behouden – uit loyaliteit, uit verantwoordelijkheid, misschien ook uit een laatste sprankje hoop – en het bittere besef dat het me aan het leegtrekken was. Dus begon ik te verschuiven. Naar vereffening. Niet omdat ik wilde opgeven, maar omdat ik uit de storm wilde stappen. Omdat ik voelde dat dit gevecht mij iets kostte wat ik niet meer kon inlossen: mezelf.
En net toen ik dacht dat het zou kalmeren, kwam het volgende strijdpunt: de panden. Het gevoel opnieuw te moeten vechten. Voor waardigheid. Voor gerechtigheid. Maar ergens ook nog steeds… voor erkenning.
2. Het gevecht om iets dat al verlaten was
De pogingen tot overname van de panden. De gesprekken die nergens toe leidden. De rekensommen. De schema’s. De mentale buigingen om alles maar kloppend te krijgen.
Ik deed het met een vuur dat ik amper nog voelde. En toch bleef ik doorgaan. Vechten voor iets wat op papier misschien nog leefde, maar vanbinnen al lang gestorven was. En diep vanbinnen wist ik dat ik mezelf opnieuw opzij zette. Dat ik niet handelde vanuit verlangen, maar vanuit schuld. Of misschien nog preciezer: vanuit het idee dat ik dit moest dragen.
3. Een ander soort verlies
Wat het zo verwarrend maakte: dit verlies was niet van mij. Het was geen droom van mij. Geen huis dat ik zelf gebouwd had. Geen structuur die bij mij paste. En toch voelde het als falen. Alsof ik iets onherroepelijks verloor. Alsof ik iets beloofd had wat ik nu niet meer kon waarmaken.
Ik herinner me hoe ik mezelf afvroeg:
“Ben ik gewoon iemand die het geluk najaagt dat niet bestaat?”
Misschien is er geen nieuw begin. Misschien moet ik het oude maar aanvaarden. Me erbij neerleggen. Leven met wat is. Zonder verlangen. Zonder hoop.
En even geloofde ik dat. Dat ik te veel wilde. Te idealistisch was. Te gevoelig. Dat ik tevreden moest zijn met wat ‘werkt’, ook al klopt het niet met wie ik ben.
4. Het moment van omkering
Het kwam langzaam, niet als inzicht, maar als waarheid die zich begon te tonen. In het lichaam. In de ademhaling. In de stilte tussen twee acties in.
Ik voelde: dit is niet voor mij.
Dit hele gevecht – het behouden, het overeind houden, het jezelf vergeten – dat is een oud script.
Ik speel hier een rol die ik niet meer bén.
En het meest pijnlijke: ik wéét dat al. Al een tijdje. En toch ga ik door.
Ik stelde mezelf weer achteruit. Net als vroeger. Net als toen. En ineens zag ik het patroon. Niet als denkfout, maar als overlevingsmechanisme. Iets in mij dacht: als ik dit niet red, besta ik niet meer.
5. Maté’s stem in de marge
Later las ik opnieuw stukken van Gabor Maté.
Hij schreef:
“Je houdt niet vast aan de ander. Je houdt vast aan wie jij moest worden om liefde te behouden.”
En dat zinnetje… het sneed door alle verhalen heen.
Ik hield niet vast aan Turbo. Of aan het pand. Of aan de structuur.
Ik hield vast aan het kind in mij dat dacht: als ik het red, zien ze mij. Als ik het houd, besta ik.
En dat besef brak iets open.
Niet met woede.
Maar met zachtheid.
Een diep verdriet om al die keren dat ik dacht dat ik mezelf pas mocht zijn als alles werkte. Als alles veilig was. Als iedereen blij was.
6. Het besluit
Die dag nog vertelde mijn vrouw me dat ze de mogelijkheid niet krijgt om samen met mijn zoon te bekijken of zij Turbo kunnen verderzetten, met mij eruit. Iets wat ik eerst had verondersteld dat ze niet wou of niet kon. Maar op dat moment voelde ik: ik moet haar hierin vertrouwen.
En dat besef… dat dit eigenlijk de oplossing was van alles waar ik voor gevochten had — zonder mezelf te verliezen — bracht rust.
Dit was het antwoord waar mijn systeem al die tijd naar zocht.
En ik voelde zelfs: ik wil haar hierin steunen.
Niet uit opoffering, maar vanuit een nieuwe plek.
Omdat ik weet dat het dan klopt.
Voor haar. Voor hem. En ook voor mij.
Het echte besef kwam niet tijdens een gesprek, of in een vergadering, of na een document.
Het kwam ’s nachts.
Toen ik niet kon slapen.
Toen mijn hoofd scenario’s bleef afspelen, proberen te redeneren, te plannen, te fixen.
En ineens voelde ik het:
ik was niet aan het vechten voor mijn toekomst.
Ik was aan het vechten voor andermans verleden.
Ik dacht dat ik nog iets kon herstellen, iets rechtzetten, iets behouden.
Maar wat ik echt probeerde te doen, was mezelf vergeten. Weer.
En daar, in die nachtelijke helderheid, kwam de zin die bleef hangen:
“Als ik alles laat vallen wat niet van mij is, blijft er maar weinig over.
En precies dat is eindelijk van mij.”
Ik stopte.
Niet omdat het opgelost was.
Maar omdat ik begreep dat het niet míjn strijd was.
En in dat loslaten voelde ik geen leegte, maar ruimte.
Eindelijk.
Ik keek naar het pand.
Naar alles wat ik probeerde te behouden.
En ik zei stil:
“Ik laat het gaan. Niet omdat ik faal. Maar omdat het niet van mij is.”
En daarna – stilte.
En in die stilte: mezelf.
Reflectie op het verlies dat niet van mij was
1. Wat ik achteraf pas echt zag
Toen de stilte kwam, kwam ook het besef. Het gevecht dat ik zo lang had volgehouden, ging al lang niet meer over Turbo, de structuur of de panden. Het ging over iets in mij dat dacht: als ik dit loslaat, besta ik niet meer.
Ik dacht dat stoppen gelijkstond aan mislukken. Maar wat ik zag, was dat het eigenlijk een bevrijding was. Ik had niet zozeer een project los te laten, maar een oude identiteit. Een rol die me ooit veiligheid gaf, maar die me nu opsloot. En pas toen ik begon te voelen dat ik die rol niet meer nodig had, kwam er ruimte. Niet zomaar ruimte, maar levensruimte. Ademruimte.
Het voelde alsof ik jarenlang door een lens had gekeken die niet de mijne was. En nu pas — zonder strijd, zonder zoeken — kon ik echt kijken. Naar wat waar was. Naar wat klopte. En naar wie ik zelf geworden ben, los van het oude verhaal.
2. Psychologische duiding
Wat ik doormaakte bevestigde de aanwezigheid van diepgewortelde gedragspatronen:
- Overlevingsreflex — ik voelde me pas veilig als ik iets of iemand kon redden.
- Hechtingsloyaliteit — ik bleef trouw aan iets dat mij niet meer diende, uit angst om los te laten.
- Zelfverloochening — ik stelde de ander boven mezelf, omdat ik daar mijn waarde aan koppelde.
Deze mechanismen zijn geen fouten, maar sporen van vroeger. Ze ontstonden uit liefde en overleving. Maar als ze blijven bepalen hoe ik leef, raak ik mezelf kwijt. En dat gebeurde — tot ik stil werd.
Ik zag hoe ik loyaler was aan mijn verleden dan aan mijn toekomst. En dat het tijd werd om mijn plek terug te nemen, niet als reactie, maar als keuze. Ik hoef niemand te redden om bestaansrecht te voelen. Ik hoef niets te fixen om liefde te verdienen. Dat mag ik nu echt gaan belichamen.
3. Spirituele reflectie
Wat ik ervaarde — het loslaten van het oude zonder in te storten — wordt binnen meerdere religieuze en spirituele tradities benoemd als een heilige beweging:
- In het christendom spreekt men over het “afleggen van het oude mens-zijn” om herboren te worden in waarheid.
- In het boeddhisme noemt men dit het loslaten van gehechtheid als voorwaarde voor het einde van lijden.
- In het soefisme (de mystieke islam) verwijst men naar het terugkeren naar de bron, het loskomen van de illusie van controle.
- In de joodse traditie wordt dit ervaren als tesjoeva: terugkeren naar wie je werkelijk bent.
Wat deze stromingen delen, is het inzicht dat verlies niet het einde is — maar de poort naar iets essentieels. Niet groter, maar echter. Niet buiten jezelf, maar diep vanbinnen.
Ik ervaarde dat ook. Niet als een overtuiging, maar als een diepe rust. Alsof ik in plaats van te breken, terugviel in iets dat mij al die tijd droeg. Zonder dat ik het wist. Zonder dat ik het moest verdienen.
4. Wat jij misschien herkent
Misschien herken jij ook dat je te lang iets draagt wat niet van jou is. Misschien dacht je ook dat stoppen verlies betekende. Maar misschien… is het ook voor jou een terugkeer.
Een herinnering dat het leven niet vraagt om volhouden, maar om waarachtigheid. Niet om controle, maar om vertrouwen. En dat je precies op het punt waar je denkt te breken, misschien wel thuiskomt.
Wat niet van jou is, mag je laten gaan. En wat dan overblijft, is misschien weinig — maar dat beetje is wél van jou.